Opstelling
Er zijn verschillende standaardopstellingen. Er is echter niet één standaardmanier om zo een tactiek te gebruiken. Elke tactiek kan op een aanvallend dan wel verdedigend ingestelde manier uitgevoerd worden. Een veelgebruikt systeem is het 4-4-2-systeem. In dit systeem speelt men met een doelman, en daarvoor vier verdedigers, vier middenvelders en twee aanvallers, oftewel spitsen. Eén voetballer is de aanvoerder.

Voor de twee centrale verdedigers zijn er twee varianten: de één is met een voorstopper voor een laatste man, de ander met vier verdedigers op een lijn. Elk van de middenvelders kan aanvallend of verdedigend ingesteld zijn. voor het middenveld echter zijn er twee varianten: de ruit, waarbij men speelt met een aanvallende middenvelder voor een verdedigende, en alle spelers op één lijn. In de aanval kan men spelen met twee spitsen naast of achter (diepe spits en schaduwspits) elkaar.

In Nederland wordt veel met het 4-3-3-systeem gespeeld. Daar zijn voor de verdediging dezelfde varianten mogelijk als voor 4-4-2. In de aanval is vooral de positie van vleugelaanvallers van belang. Deze kunnen bij wijze van spreken aan de zijlijn staan (met het kalk op de schoenen) maar ook veel meer naar het midden. Hiervan is sprake bij het kerstboomsysteem (4-3-2-1), dan opereren beide vleugelspitsen als een soort aanvallende middenvelders, hierdoor zal het bij balbezit van de tegenstander 4-5-1 spelen en bij eigen balbezit 4-3-3.

Behalve 4-4-2 en 4-3-3 worden ook 4-5-1 en 5-4-1 gebruikt. Meestal worden deze systemen gebruikt door verdedigend ingestelde ploegen.

Ook 5-3-2 wordt regelmatig gebruikt (door bijvoorbeeld Italië), daarnaast wordt 3-4-3 ook vrij veel gespeeld.